Kerstfrictie deel 1 - een beetje Finland

20 december 2016 - Mandurah, Australië

De kerstdagen komen dichterbij, en zoals in elk land dat Britse invloeden kent (wat een hoop landen zijn, gezien de niet al te fraaie koloniale stunts van de Engelsmannen) wordt dat in Australië groots gevierd. Opblaaskerstmannen veroveren de tuinen,  kinderkoortjes vullen de pleinen, pikante kerstbadkleding (drie keer raden waar die baard gaat) duikt op op het strand. Toch is de sfeer hier niet geheel vredig. Er heerst, tja, hoe zeg je dat, frictie. Zowel in mij als om mij heen gaat de boel niet op rolletjes.

Voor het eerst in een maand tijd begin ik mij weer wakker te voelen. Zonder het door te hebben gehad, ben ik de afgelopen weken gelijdelijkaan steeds futlozer geworden. Mijn vrienden en collega’s  begonnen zich zorgen te maken toen ik bij tijd en wijle de biertjes en wijntjes afsloeg en ik elke avond voor elven in bed lag en er niet voor elven uitkwam, de echte paniek kwam toen ik zo nu en dan zo duizelig werd dat ik pardoes omviel en wakker geschud moest worden. Na verscheidene uitstapjes naar ziekenhuizen en medische klinieken (inclusief ijzerinfusen, kaliuminjecties, ECG’s en de hele medische mikmak) bleek het probleem het mirenaspiraaltje dat ik in een heldhaftige bui net voor vertrek in Nederland had laten plaatsen. Zij was de bron van alle misère, zij was de oorzaak van deze negatieve spiraal. Nou, hartelijk dank, mevrouw Mirena. Gister is dat kutding dan eindelijk verwijderd door een Australische huisarts (die overigens de Nederlandse taal machtig was, want ze had drie jaar in Oestgeest gewoond. Oestgeest, of all places!). De duizeligheid en misselijkheid beginnen weg te ebben, en maken weer plaats voor de doorgaanse vrolijkheid en vitaliteit.

De Australische medische wereld is overigens een avontuur op zich. Begrijp me niet verkeerd, ik ben dolblij dat deze narigheid voorbij is, maar het moet gezegd worden; deze pathologische road trip was sensationeel. De klunzige verpleegster in Nedlands die maarliefst drie keer verkeerd prikte toen ze een bloedmonster wou vergaren (wat resulteerde in een heuse bloedfontijn  op mijn onderarm, een aderlating leek het wel), waarna ze zichzelf met de op mij gebruikte naald stak, waarna een andere verpleegster een nieuw bloedmonster moest vergaren, om er zeker van te zijn dat ik haar collega geen HIV of andere kerstkadootjes had gegeven. (Ook deze tweede verpleegster had bevende handjes, even was ik bang dat ook zij zichzelf zou verwonden met mijn naald, en zo verder en zo verder, zodat we hier nooit meer weg zouden komen, maar gelukkig slaagde ze in de klus.) Vervolgens kwam de stumpert van de eerste prik terug om mij een infusie van een gitzwarte, stroperige vloeistof te geven. Het was dat mijn grote vriend Medicijnenstudent Anthon naast mij zat en het vertrouwde, anders was ik waarschijnlijk gillend met katheter en al het ziekenhuis uitgevlucht. Toen ik daar eindelijk kalm en vredig aan de slangetjes lag, kwam een onthutste verpleegster melden dat onze metgezel en chauffeur Daz , een norse Kiwi (Nieuw-Zeelander, voor de leken onder u) van eind dertig, een toestand aan het maken was in de wachtkamer. Hij zou receptionistes hebben bedreigd en verpleegsters hebben uitgescholden omdat hij het wachten he-le-maal zat was. Zodra ik de zwarte prut in mijn systeem had geabsorbeerd en weer op mijn poten kon staan, werden we als de wiedeweer uit het ziekenhuis ontslagen, om met een nog nasnuivende Daz achter het stuur naar Freo terug te keren.

De zwarte ijzersmurrie deed mij voor een paar dagen wat beter voelen, maar dat het niet echt een wondermiddel was, bleek een kleine week later. Nadat ik afgelopen donderdag tijdens werk toch ineens weer in elkaar gezakt was, werd ik wakker toen twee ambulancemedewerkers mij in een brancard aan het helpen waren. Dat leek mij wat bombastisch, dus ik wilde opstaan, maar ik werd tegengehouden. De vrouw, een dame die mij met haar rossige haar en mopsneusje vaag deed denken aan de moeder van Ron Wemel, vroeg mij de datum, ik wist het antwoord niet (als je reist weet je nooit wat de datum is), ik kon me alleen maar drukmaken over de vraag of exotische ambulance-uitjes in mijn verzekeringspakket zouden zitten. Mijn mijmeringen sloeg mevrouw Wemel in de wind, dat was nu niet van belang, hop, de wagen in, tatutatu naar een of ander Christelijk ziekenhuis in een zoveelste nietszeggende suburb. Jasmiina, mijn Finse vriendin van werk, sprong ook in de wagen (net als ik nog in haar werkkleding) en we raceten naar het zuiden. Na allerhande testjes, foefjes en langdurige conversaties met een Engelse dokter (met een perfecte kaaklijn, een glanzende bruine haardos en een intelligente blik,  ja hij kwam zo uit een film, Jasmiina zat naast mij te kwijlen en smelten), stelde de dokter vast dat het spiraaltje de enige oorzaak kon zijn en dat het verwijderd moest worden. Ik staarde hem afwachtend aan, in een stilte die langer en langer begon te duren. Hij staarde terug.  “Dus u gaat het eruithalen?”, probeerde ik toen maar. Nu keek Dokter Kaaklijn  me onthutst, ja haast angstig  aan. Zijn ongemakkelijkheid was haast tastbaar. Hij, hier, nu?! Nee, zo ging dat niet. Dat kon niet in het ziekenhuis, ben je mal, voor zoiets moest je naar de vrouwenhuisarts. Op de vraag welke vrouwenhuisarts dat dan moest zijn, murmelde hij iets als “ja gewoon een beetje rondbellen, zien waar ze binnen een maand tijd hebben, en gewoon proberen niet nokkie te gaan voor die tijd”.

Juist ja. Jasmiina’s smeltuitdrukking had plaatsgemaakt voor verontwaardiging. Voor ik haar kon tegenhouden begon ze haar zoveelste “In Finland”-betoog van de dag, over hoe daar alles beter geregeld is, dat je daar als spoedgeval ook daadwerkelijk snel geholpen wordt, dat het medisch systeem in Finland nimmer seksistisch is, enzovoorts enzovoorts. Kaaklijn excuseerde zich voor het feit dat dit niet Finland was, en besloot rechtsomkeert te maken naar zijn volgende patient.

 De volgende dag belde ik kliniek na kliniek af, maar nergens hadden ze plek voor het nieuwe jaar. Bijna gaf ik op, maar toen schoot het me te binnen; misschien is het hier toch een beetje Finland; als je iets niet zelf kan regelen, waarom het dan niet laten regelen? De laatste maand heb ik veel  tijd en energie gestoken in het integreren  met de locals, en met succes; maarliefst drie mobiele nummers van Australische verplegersvriendinnen had ik in mijn telefoon, een goeie vangst na wat avondjes stappen. Ik schakelde hun hulp in, en nog geen half uur later had ik een afspraak bij een betrouwbare “vrouwenhuisarts” voor de eerstvolgende werkdag. Een vrouwenhuisarts met affiniteit met Oestgeest, het had niet beter gekund (okey, behalve dan misschien in Finland).

Fremantle heb ik even verlaten, om  de heisa wat te laten bezinken ben ik naar mijn familie afgereisd,zodat ik kan uitrusten voor het kerstfeest van komend weekend. En hoe heerlijk Freo ook is, het is goed om even uit het stadje weg te zijn; de pacifistische hippiebubbel die mijn habitat was, begint zijn scheurtjes te vertonen. Maar daarover later meer in Kerstfrictie deel 2!

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade